
Jurisprudentie
BB8017
Datum uitspraak2007-10-30
Datum gepubliceerd2007-11-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers07/571 WRO
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2007-11-16
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers07/571 WRO
Statusgepubliceerd
Indicatie
3:15, 3:17, 6:13 Awb
Bewijs mondeling ingediende zienswijze
Eiser stelt dat hij een mondelinge zienswijze heeft ingediend bij verweerder. Naar het oordeel van de rechtbank dient de omstandigheid dat een verslag een zienswijze niet of onjuist weergeeft voor risico te komen van degene die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid die zienswijze niet schriftelijk maar mondeling in te dienen. Dit laat onverlet dat het bewijs van de stelling dat tijdig bepaalde zienswijzen zijn ingediend op andere wijze kan worden geleverd. De omstandigheid dat in het geheel geen verslag als bedoeld in artikel 3: 17 Awb is opgesteld doet daaraan niet af.
Uitspraak
RECHTBANK ZUTPHEN
Sector Bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
Reg.nr.: 07/571 WRO
Uitspraak in het geding tussen:
[eiser]
te [plaats],
eiser,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Brummen
verweerder.
1. Bestreden besluit
Besluit van verweerder van 15 februari 2007.
2. Feiten
Op 15 november 2006 heeft verweerder bekend gemaakt voornemens te zijn met toepassing van artikel 19, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening vrijstelling te verlenen van het geldende bestemmingsplan “Rhienderden 1979” voor de herontwikkeling (onder andere de realisatie van 44 woningen) van het Becker’s Sonsterrein te Brummen. Het ontwerp besluit met bijbehorende stukken heeft met ingang van 16 november 2006 gedurende zes weken ter inzage gelegen met de mededeling dat daartegen door een ieder zowel mondeling als schriftelijk zienswijzen kenbaar kunnen worden gemaakt.
Op 21 februari 2007 heeft verweerder het bestreden besluit bekend gemaakt waarbij de vrijstelling overeenkomstig het voornemen is verleend.
3. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld op de in het beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden.
Het beroep is behandeld ter zitting van 27 september 2007, waar eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door M.H. Romeijn.
4. Motivering
Het bestreden besluit is voorbereid met toepassing van de uniforme openbare voorbereidingsprocedure als bedoeld in afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Ingevolge artikel 3:15, eerste lid, van de Awb kunnen belanghebbenden bij het bestuursorgaan naar hun keuze schriftelijk of mondeling hun zienswijze over het ontwerp naar voren brengen.
In artikel 3:17 van de Awb is bepaald dat van hetgeen overeenkomstig artikel 3:15 mondeling naar voren is gebracht, verslag wordt gemaakt.
In artikel 6:13 van de Awb is bepaald dat geen beroep bij de administratieve rechter kan worden ingesteld door een belanghebbende aan wie redelijkerwijs kan worden verweten dat hij geen zienswijze als bedoeld in artikel 3:15 van de Awb naar voren heeft gebracht.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiser niet ontvankelijk is in het beroep omdat hij geen zienswijzen heeft ingebracht. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt.
Niet in geschil is dat eiser geen schriftelijke zienswijzen heeft ingebracht. Voorts is niet in geschil dat eiser op 16 november 2006 het ontwerpbesluit en de onderliggende stukken in de centrale hal van het gemeentehuis heeft ingezien in het bijzijn van de ambtenaar
M. H. Romeijn waarbij deze laatste het plan heeft toegelicht en vragen van eiser heeft beantwoord. Eiser stelt dat hij bij die gelegenheid zijn bezwaar tegen de plaats van een aan te leggen fietspad heeft aangegeven. De rechtbank stelt vast dat van het voorbedoelde gesprek geen verslag is gemaakt.
Blijkens de wetsgeschiedenis heeft de wetgever niet voor ogen gehad om aan het door verweerder op te maken verslag van mondeling naar vorengebrachte zienswijzen speciale bewijskracht toe te kennen. De verplichting om verslag te leggen is met name opgenomen met het oog op zorgvuldige besluitvorming. Naar het oordeel van de rechtbank dient de omstandigheid dat een verslag een zienswijze niet of onjuist weergeeft voor risico te komen van degene die gebruik heeft gemaakt van de mogelijkheid die zienswijze niet schriftelijk maar mondeling in te dienen. Dit laat onverlet dat het bewijs van de stelling dat tijdig bepaalde zienswijzen zijn ingediend op andere wijze kan worden geleverd. De omstandigheid dat in het geheel geen verslag als bedoeld in artikel 3:17 Awb is opgesteld doet daaraan niet af.
Eiser heeft nagelaten feiten en of omstandigheden aan te voeren waaruit de juistheid van zijn stellingen blijkt. In de gedingstukken en hetgeen ter zitting is besproken zijn ook overigens geen aanknopingspunten te vinden voor het oordeel dat verweerder zich ten onrechte op het standpunt stelt dat eiser niet tijdig een zienswijze heeft ingediend.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat eiser niet in het beroep kan worden ontvangen.
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding zodat beslist moet worden als volgt.
5. Beslissing
De rechtbank:
-verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
Aldus gegeven door mr. N.K. van den Dungen - Dijkstra en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2007 in tegenwoordigheid van mr. M.H. Dijkman als griffier.